Vlaams-Nederlandse summit

Samenwerken waar het zin heeft

Medio november werd in het Energiehuis in Dordrecht de jaarlijkse VNDelta-conferentie gehouden. De bijeenkomst stond in het teken van de biobased economy en grensoverschrijdende samenwerking. Govert Veldhuijzen, gedeputeerde (CDA) bij de provincie Zuid-Holland: ‘samenwerken om het samenwerken heeft geen zin. Wel heeft het zin om activiteiten op elkaar af te stemmen en, waar mogelijk, te bundelen om zo een vuist te maken richting de wereldmarkt en grote R&D-programma’s van de EU.’

Het congres, waarvan Agro&Chemie uitgebreid verslag heeft gedaan op haar website en app, was in zijn geheel ‘uitverkocht’. Vertegenwoordigers van overheden, bedrijven en onderwijs/onderzoeksinstellingen vonden op een winderige novemberdag hun weg naar de verbouwde electriciteitscentrale, een perfecte arena om de transitie naar een (meer) biobased economy te bespreken.
Uit de verschillende presentaties kwam naar voren dat de gehele Delta kansen biedt voor een grensoverschrijdende aanpak op gebied van biobased bedrijvigheid en onderzoek. Een onderzoeker repte over duizenden extra banen. Goed, dat zal nog moeten blijken. Wel lopen er al ettelijke ‘lijntjes’ tussen bedrijven, havens (het pijpleidingennetwerk tussen Rotterdam en Antwerpen bijvoorbeeld) en onderzoeksinstellingen. Er wordt dus al samengewerkt. Uit het publiek kwamen wel kanttekeningen in hoeverre deze lijntjes moeten worden gebundeld, bijvoorbeeld om in aanmerking te komen voor grote R&D-programma’s als Horizon 2020.

Een te centralistische aanpak lijkt met name de Vlamingen te ver of te snel te gaan. Zij leggen de nadruk op concrete samenwerkingsverbanden en niet op grote plannen met grote (abstracte) woorden.

Agro&Chemie vroeg Govert Veldhuijzen over zijn bevindingen van het congres en, niet onbelangrijk, de vervolgstappen in de Vlaams-Nederlandse Delta.

 

Hoe heeft u het VND-congres ervaren? Wat zijn uw belangrijkste bevindingen?


‘De conferentie kwam op een goed tijdstip. Er is momenteel veel activiteit in de regio’s en op landelijk en Europees niveau, zie de Horizon 2020-agenda. We konden daar op de conferentie op in spelen door een aantal verbindingen te leggen, bijvoorbeeld via de gasten van DG Research. Ik vond het daarnaast ook positief dat er zoveel gelachen is met elkaar. Een relativerende blik op elkaar en onszelf is heel nuttig. Zeker omdat de samenwerking met de Vlaamse provincies niet altijd even eenvoudig is, er zijn naast cultuurverschillen ook verschillen in mogelijkheden en verantwoordelijkheden. Wat dat betreft lopen de overheidslagen in België en Nederland niet helemaal synchroon, dat is soms lastig. Anderzijds zijn we elkaar zeker nader gekomen, het is goed om nu in kaart gebracht te hebben wat de verschillende regio’s voor speerpunten en ambities hebben op het gebied van de biogebaseerde economie. De uitnodiging om aan te sluiten bij Europese programma’s en financieringsmogelijkheden is voor mij een speerpunt waar we gezamenlijk aan kunnen werken. Juist in Europees en mondiaal perspectief is de Vlaams-Nederlandse Delta een logische en samenhangende regio.’

 

Wat zijn de vervolgstappen na het congres?


Het is belangrijk dat we nu snel helderheid krijgen over het vervolg: wie gaat wat doen en hoe haken we de verschillende schaalniveaus en initiatieven op elkaar aan? Anders lopen we het risico dat we dingen versnipperd of dubbel gaan doen.

Mijn belangrijkste aandachtspunt is het verbinden van bestaande clusters en organisaties, zoals de Biobased Delta in Zuidwest-Nederland en FISCH in Vlaanderen. We moeten daarin niet exclusief, maar wel daadkrachtig samen gaan werken en daaraan ook de landelijke partijen, zoals de topsectoren en de Europese initiatieven, zoals het Biobased Industries Initiative, verbinden. Het moet voor het bedrijfsleven leiden tot een helder, eensluidend en compleet pakket aan ondersteuning, stimulans en kaders. De overheden zijn daarin faciliterend, de ondernemingen leidend. Grensoverschrijdende samenwerking moet gericht zijn op concrete projecten en thema’s die voor de sectoren nuttig zijn. Dus niet samenwerken om het samenwerken, ook geen grote verhalen, daar zijn de Vlamingen terecht wars van, maar zoeken naar synergie. Aan bio-aromaten wordt bijvoorbeeld al gezamenlijk gewerkt door Nederlandse en Vlaamse partijen.’

 

Waarin schuilt de meerwaarde van de VND voor het ontwikkelen van de groene economie in de regio? Ook specifiek voor Zuid-Holland?


‘We moeten onderscheid maken tussen de VNDelta als regio en de VNDelta als entiteit of organisatie. Die laatste kent een lichte netwerkstructuur en is niet de juiste partij om de groene economie zelfstandig vorm te geven. Zij kan wel signaleren, verbinden, aanjagen en monitoren. De taak voor de VNDelta als samenwerkingsverband zal binnen de biobased economy, naast de eerder genoemde, ook kunnen zijn om thema’s te verbinden die relevant zijn, zoals transport en logistiek. De regio zelf heeft de juiste schaalgrootte, zeker als we daar ook Noord-Rijn Westfalen en aanpalende regio’s zoals Limburg en Noord-Frankrijk op termijn aan kunnen verbinden. Je moet dan uitgaan van de meest kapitaalintensieve sector met de grootste schaal, namelijk de chemie. De stap naar een duurzame, deels biogebaseerde economie, vraagt een grote, gezamenlijke inzet en we moeten die bundelen op de schaal van het Antwerpen-Rotterdam-Rijn-Roer cluster: nu al één van ’s werelds grootste chemische clusters en om die positie te behouden en te versterken, is samenwerking in innovatie, grondstofstromen en profilering onmisbaar.’