Grenzeloos Biobased Onderwijs (GBO)

“Samenwerken is méér dan een online verhaal”

Als de opbrengst van drie jaar Grenzeloos Biobased Onderwijs (GBO) in één woord gevangen moet worden, is dat wel ‘samenwerken’. Dat bleek op 10 oktober tijdens de GBO-Slotconferentie in Dordrecht.

Karolien Vanbroekhoven (Research Manager Sustainable Chemistry van VITO) gaf het al helemaal in het begin aan in een presentatie over het Shared Research Center Biorizon. Zonder samenwerking tussen VITO, TNO, ECN en de Green Chemistry Campus was dit grensoverschrijdende onderzoekscentrum nooit haalbaar geweest. Dankzij het bijeenbrengen van uiteenlopende expertises, kon er op alle gebieden zowel technologisch als economisch snel worden geschakeld. Daardoor werd de kennisontwikkeling flink versneld en zijn diverse lopende onderzoeksprojecten binnen Biorizon één voor één aan de opschalingsfase begonnen.

Het stimuleren van samenwerking tussen onderwijsinstellingen onderling, èn ook met bedrijven en de efficiënte benutting van (regionale) onderzoekscentra, was dan ook vanaf de start één van de voornaamste uitgangspunten van het GBO-project. Het ging in 2016 van start met als doel lesmateriaal te ontwikkelen voor het opleiden van de specialisten die de biobased economie nu en in de toekomst nodig heeft. En dat op alle niveaus, van MBO tot en met universitair. Zonder dat daarbij al te veel overlap optreedt in activiteiten, faciliteiten en lesmethoden.

Bouwbiologie en bloedlamp

Een aantal interessante sprekers ging tijdens de slotconferentie in op uiteenlopende onderwerpen die te maken hebben met de biobased economie. Mark Boschman van Roosros Architecten toonde bijvoorbeeld wat circulair en biobased ontwerpen betekent voor een hedendaags architectenbureau. Roosros koppelt in zijn ontwerpen energie-efficiency aan gezondheid en een realisatie van gebouwen met gerecyclede materialen. Volgens Boschman betekent dit dat er andersdenkende architecten nodig zijn, die naar de natuur leren kijken, weten wat er in de materialen zit waarmee zij werken en welke gevolgen het gebruik van die materialen heeft voor bijvoorbeeld de biodiversiteit: “We moeten bouwbioloog worden.” Biologie maakt geen deel uit van de meeste bouwgerelateerde opleidingen.

Achille Laurent, onderzoeker van het Sustainability of Biobased Materials Team van de Maastricht University, gaf een college LCA’s voor het vaststellen van de duurzaamheid van biogebaseerde in vergelijking met traditionele producten. Ravi Bellardi, Brand Management Specialist van designbureau GLIMPS belichtte workshops en trainingen voor vormgevers die biobased materialen willen verwerken in alledaagse gebruiksvoorwerpen. Denk aan biomimicry, creaties met mycelium en bacterieel leder, maar ook aan originele, minder praktische voorwerpen als de bloedlamp, die licht geeft als je hem breekt en je aan de glasscherven snijdt.

Paneldiscussie

Tijdens een levendige paneldiscussie legde dagvoorzitter Florian Dirkse stellingen voor aan een panel met een diverse achtergrond: Nico Osse, directeur van het bioplastics-fabrikant HemCell, Rop Zoetemeyer, directeur van de Stichting Biobased Delta, Bart Wuyts, CEO van kennis- en innovatiecentrum Blenders, Geert Mol, projectleider Biobased van HZ/Centre of Expertise Biobased Economy en Hans Goossensen, directeur gemeente Dordrecht.

De eerste twee stellingen gingen om het in huis halen van het onderwijs door het bedrijfsleven of andersom, en de transitie die er in het onderwijs nodig is om biobased specialisten op te leiden. Bart Wuyts constateert dat er niet alleen techneuten of economen nodig zijn, maar gemotiveerde systeemdenkers met soft skills, die ook daadwerkelijk bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen. Veel meer dan nu gebeurt, zouden de behoeften van het bedrijfsleven bovendien in het onderwijs moeten worden betrokken. Wat niet wil zeggen dat het onderwijs zich bij het inrichten van de opleidingen uitsluitend moet laten leiden door wat de bedrijven vragen. Geert Mol wees erop dat dat ook helemaal niet mogelijk is: “We moeten mensen opleiden tot beroepen waarvan we nu nog niet weten of die straks wel bestaan.” Rop Zoetemeyer benadrukt de unieke rol van het onderwijs om initiatieven te nemen op gebieden waarvan het bedrijfsleven de waarde (nog) niet inziet. “Neem het vak biotechnologie: dat is geïnitieerd door het onderwijs en later opgepakt door het bedrijfsleven.”

De stelling ‘Test- en trainingsfaciliteiten worden te weinig gebruikt’ ontspon zich als een discussie over angst van bedrijven om hun intellectueel eigendom (IP) in de waagschaal te stellen. Nico Osse heeft er slechte ervaringen mee en wil daarom “per se niet” samenwerken met testcentra van kennisinstellingen. Rop Zoetemeyer, voormalig CTO van Corbion Purac, vindt die angst ongegrond, omdat het best mogelijk is contractueel af te timmeren wat wel en wat niet onder het IP valt. “We doen het binnen de Biobased Delta op een manier waarop het wél kan. Het kan ook leiden tot frisse nieuwe ideeën en inzichten. “Zonder die samenwerking was Corbion nooit zo groot geworden als het nu is.”

Volgens Bart Wuyts speelt ook de overheid bij het stimuleren van innovaties. Dat gebeurt bijvoorbeeld al in de bouw, van oudsher een vrij traditionele sector met lage marges: “De Belgische overheid eistte van ons een strenger energieprestatie-niveau, zonder daarbij te vertellen hoe we dat moesten bereiken. Daardoor was er ook geen discussie over. Dat leidde tot een inhaalslag die geweldige innovaties heeft opgeleverd op het gebied van energie-efficiency.”

Lesmodules

Een van de stellingen luidde: ‘De lesmodules die binnen het GBO zijn ontwikkeld, worden alleen gebruikt door de betrokkenen in het project.’ Om die lesmodules breed beschikbaar te maken, zijn ze drempelloos te downloaden via een digitaal kennisplatform. Ze bevatten compleet voorbereide lessen, waarmee een docent het zichzelf wel heel gemakkelijk kan maken om zijn of haar leerlingen/studenten iets te leren over de biobased economy. De uitdaging is echter om deze lesmodules onder de aandacht te brengen bij duizenden leerkrachten. Dat wordt één van de taken die het Centre of Expertise Biobased Economy (CoE-BBE) in de nasleep van het GBO-project op zich gaan nemen, vertelde Han van Osch, Portfoliomanager Onderwijs van HZ/CoE-BBE.

Hij ging kort in op de resultaten van GBO, die al tijdens het project zijn gerealiseerd. Een van de belangrijkste resultaten is dat de mensen die actief zijn in het onderwijs aan beide zijden van de grens elkaar hebben leren kennen en vertrouwen. Er zijn al docenten die lesgeven aan andere kennisinstellingen die betrokken waren bij gezamenlijk ontwikkeld lesmateriaal. De Universiteit Hasselt heeft zelfs een postgraduaat opgezet, waar docenten lesgeven van andere instellingen die elkaar hebben weten te vinden dankzij GBO. Ook zijn er uitwisselingsprogramma’s van studenten geweest, zoals een gezamenlijk project bij een brouwerij in Vlaanderen, waar studenten van de hogescholen Avans en HOGENT de verwaarding van reststromen hebben onderzocht.

CoE-BBE gaat de samenwerking met HOGENT intensiveren en denkt daarbij zelfs aan uitbreiding tot een Internationaal Centre of Expertise Biobased Economy. “Dat zou een heel mooi resultaat zijn van GBO.”

Elkaar blijven ontmoeten

Het digitale kennisplatform bevat contactgegevens van biobased experts, informatie over onderzoeksfaciliteiten in pilot plants en applicatiecentra, stageplaatsen en MOOC’s (= Massive Open Online Cources) voor studenten en complete lesmodules voor onderwijs op diverse niveaus. Dit gaat ervoor zorgen dat het werk dat is gedaan in het GBO-project ook levend blijft. Van Osch waarschuwt echter dat de digitale beschikbaarheid van informatie niet wil zeggen dat persoonlijke ontmoetingen nu overbodig zijn. “Mijn ervaring is dat lesmateriaal zomaar van het internet halen niet gaat werken. Zorg ervoor dat ook bekend is welke docent de lessen in kwestie heeft gegeven, en dat die het overdraagt aan de docent die het nog wil gaan doen. Samenwerken is méér dan een online verhaal. Laten we elkaar dus vooral blijven ontmoeten, zoals vandaag.”

Het kennisplatform gaat volgens Van Osch verder een centrale rol spelen in de verdere groei van de biobased kennisuitwisseling. “We hebben in Nederland een Landelijk Biobased Kennis Netwerk (LBKN) waarin 14 hogescholen samenwerken met MBO’s en kennis delen. Die gaan gebruik maken van het platform. Zo kunnen lectoren nadenken over onderzoeksvragen en er worden docentendagen georganiseerd. Ook instellingen in Vlaanderen kunnen zich aansluiten.”

“Verder zoeken we aansluiting bij URBioFuture: een door de Bio Based Industries Joint Undertaking (BBI JU) onder het Horizon-2020 programma gefinancierd project, waarbij ook VITO is aangesloten.”

“Een andere vervolgstap is de European Educational Community of Practice Biobased Economy: een Europees kennisnetwerk. Naast Nederland en Vlaanderen zijn docenten betrokken uit Duitsland, Finland, Tsjechië en Griekenland. Dat moet verder uitgroeien tot 23 landen en minstens 52 kennisinstellingen. Daar gaan we nog meer over horen!”

Dit artikel kwam tot stand in samenwerking met Biobased Delta