Nog een paar moeilijke jaren, dan volgt de doorbraak

De biobased economy staat nog in de kinderschoenen. Een hoog risicoprofiel in combinatie met de lange termijn waarop initiatieven misschien tot interessante producten uit kunnen groeien, maakt de financiering van biobased niet gemakkelijk. ‘De komende vier jaar zijn cruciaal’, zegt Michael Bakker, adviseur Groei en Financiering van de NV regionale ontwikkelingsmaatschappij West-Brabant (REWIN).

De jaren tot 2018 zullen moeilijke jaren zijn voor ondernemingen met ambities in biobased. De termijn waarop biobased producten massaal kunnen worden vermarkt, ligt nog in de toekomst. Veel bedrijven hikken aan tegen de hoge ontwikkelingskosten. Fondsen van de overheid zijn zeer waardevol om deze ‘droogteperiode’ te overbruggen. Maar op de langere termijn voorziet Bakker dat de ontwikkeling van biobased een eigen dynamiek zal krijgen.

 

Hoe ziet u de toekomst tegemoet?

‘Over een jaar of vijf komen steeds meer ondernemingen in actie en haken ze biobased aan bij hun bestaande business, cash flow en financiering. Op de nog langere termijn zal verduurzaming een randvoorwaarde worden voor goed ondernemerschap. Over vijf tot tien jaar zullen accountants en financiers verduurzaming meewegen in de beoordeling of bedrijven voldoende perspectief hebben om voort te bestaan en hun financiële verplichtingen na te komen. Verduurzaming wordt de norm en dat stimuleert de ontwikkelingskansen van biobased.’

 

Zijn de business plannen van biobased initiatieven die u nu onder ogen krijgt, financieel goed onderbouwd?

‘Omdat de biobased sector zich nu nog in een heel vroeg ontwikkelingsstadium bevindt, is het niet mogelijk om daar een algemeen oordeel over te geven. Veel ondernemers zitten nog in de laboratoriumfase. Er is nog geen markt en als ondernemers hebben ze ook nog geen track record opgebouwd. Bovendien is de verkrijgbaarheid van herwinbare grondstoffen nog onduidelijk. Dus vind je anno 2013 geen of nauwelijks investeerders. Wie is er nou geïnteresseerd in een terugverdientijd van dertig jaar in combinatie met hoge risico’s omdat de technologie en de marktkansen nog ongewis zijn? Biobased moet nu nog mede door de overheid worden geïnitieerd, vanuit de visie dat fossiele grondstoffen eindig zijn, en er ooit een alternatieve economie op basis van herwinbare grondstoffen nodig is. Ook bij de meest ontwikkelde producten waarbij je zelfs nu al aan het vermarkten kunt denken, zoals PLA en vezelplaten, zijn er bezwaren waardoor investeerders terughoudend zijn. Zo is de olieprijs nog zo laag, dat de business case van biobased alternatieven, waaronder PLA, nu nog moeilijk zijn rond te rekenen. Dat noodzaakt tot opschaling naar hogere waarde-genererende producten waarin olie een minder zwaar wegende component is. En vezelplaten worden vooral in de bouw toegepast. Dat is een sector die onder druk staat en daar houden investeerders ook rekening mee.’

 

Is de Vlaams Nederlandse Delta voldoende in staat om bedrijven te steunen in de transitie naar biobased?

‘Een gewetensvraag. We kunnen binnen de VND de kansen in beeld te brengen en er zijn weliswaar beperkte mogelijkheden tot financiering van biobased initiatieven in de vroegste ontwikkelingsfasen. De Nederlandse overheid zoekt naar mogelijkheden zoals een betere en effectievere inzet van informele investeerders, een veertig procent revolving vroege-fase fonds vanuit het Ministerie van EZ en Agentschap NL en uitbreiding van het innovatiekrediet van 35 procent nu naar 45 tot 50 procent. Ook bij ons in Noord-Brabant zijn er initiatieven zoals een 65 procent revolving innovatiefonds vanuit de provincie en een speciaal op de ontwikkeling van biobased gericht fonds bij de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM). Verder is het REWIN samen met bedrijven en organisaties zoals de BOM, Syntens, Brainport, Brightmove en Starterslift betrokken bij het opzetten van een informeel netwerk van instrumenten om biobased cases beter te kunnen onderbouwen. In andere gebieden worden ook de nodige inspanningen geleverd, zoals een participatiefonds in Zuid-Holland en innovatiefondsen via FISCH in Vlaanderen.’

 

Hoe belangrijk zijn biobased initiatieven voor de economische ontwikkeling van de VND-regio?

‘Zeer belangrijk. Ik ben erg enthousiast over de huidige ontwikkeling. Ik heb onlangs 25 business cases gezien die voortkomen uit een samenwerkingscluster van een kennisinstelling, een groot bedrijf en een aantal kleine bedrijven. Over een jaar of drie zullen we zien dat daar heel interessante producten en toepassingen uit komen. Biobased ondernemers zijn nu nog vooral in laboratoria aan het werk. Als ze hun producten verder ontwikkelen, zullen ze ook commercieel moeten gaan denken en de drive hebben om een goede verkoopstrategie te bedenken. Net zoals bij innovatie het geval was, zal ondernemen synoniem worden met circulair denken, herwinbare grondstoffen, MVO en verduurzaming. Hooggeschoolde chemici worden kleine ondernemers die de innovatie bieden, waar de grote chemieconcerns als Dow of DSM ook belang bij hebben. Deze grote bedrijven hebben de capaciteit om biobased innovatie in onze regio verder te ontwikkelen en uiteindelijk te vermarkten.’