Biobased inkoop door overheden

Focus op prijs speelt biobased niet in de kaart

Overheden kunnen voor producenten van (deels) biobased producten het pad effenen. Simpel? Door deze producten te kopen. De praktijk leert dat dit allesbehalve eenvoudig is en dat het ‘prijswapen’ prevaleert. Gelukkig wordt er hard gewerkt om alle mitsen en maren uit te bannen.

Om te beginnen, het slechte nieuws. Op zijn zachtst gezegd staat biobased nog niet hoog op de agenda van inkopers uit de publieke sector. Het afgelopen jaar hield RVO Nederland een enquête, waaruit bleek dat van de dertig aangeschreven gemeentes, er welgeteld één biobased in het vizier had. Biobased is dus niet echt top of mind, dat geldt zowel voor de inkopers als voor de budgethouders.

Inkoopconsultant Alexander Arsath Ro’is, die onder meer gemeentes adviseert over (strategische) inkoopissues, kwalificeert biobased als een zogenaamd ‘sexy’ inkooponderwerp. ‘Het hangt in hoge mate af van de financiële gezondheid van een gemeente of overheidsorgaan. Is deze slecht, dan wordt vaak voor de laagste prijs gekozen. Zit een gemeente, bijvoorbeeld Haarlemmermeer, wel goed in de slappe was, dan is er ruimte voor andere criteria, waaronder biobased.’ Let wel, biobased is niet het enige ‘zachte’ criterium, ook andere, deels overlappende aspecten, als circulaire economie, mkb-vriendelijk of social return spelen een rol. Het bepalen en inkopen volgens deze criteria ligt overigens bij de inkopers, uiteindelijk volgen deze uit het beleid dat door overheidsorganisaties wordt uitgestippeld.

 

Prijswapen laten zakken

De focus bij overheidsorganisaties op prijs, die Arsath Ro’is signaleert, werd recentelijk ook bevestigd door een brief naar de Tweede Kamer, afkomstig van verschillende organisaties, waaronder VNO-NCW en de Groene Zaak (zie kader). Hierin stelden verschillende organisaties dat de overheid in gebreke is gebleven om ‘duurzaam’ in te kopen. Met andere woorden, prijs prevaleert, en andere aspecten als levensduur, end-of-life of total cost of ownership zijn blijkbaar niet interessant.

Dat is vooralsnog een gemiste kans. Per jaar hebben overheidsorganisaties een pot met ruim 60 miljard euro (bron: Groene Zaak) om aan te besteden. Met deze middelen zouden overheden initiatieven in de ‘nieuwe economie’, lees biobased, maar ook anderssoortige concepten (bijvoorbeeld circulair) kunnen promoten. Vaak kampen deze bedrijven in ‘hun’ markten met opgeschaalde en bewezen concepten, die niet altijd de meest duurzame oplossing, maar vaak wel de goedkoopste. Overheden zouden idealiter het prijswapen iets kunnen laten zakken ten gunste van dergelijke initiatieven. Inmiddels wordt binnen inkopend Nederland (voor overheid) meer gerept over EMVI (Economisch Meest Voordelige Inkoop), waarin niet alleen de prijs een rol speelt, maar ook de kosten van het eigenaarsschap. Dit om de valkuil van goedkoop = duurkoop te vermijden.

 

Biobased op de kaart

Gelukkig is er ook goed nieuws. Inmiddels heeft PIANOo, het expertisecentrum aanbesteden, op haar website aparte aandacht gegeven aan biobased inkopen. Daarbij werkte het nauw samen met Royal Haskoning/DHV. Hierin staat overzichtelijk waarom overheden dit meer zouden moeten doen, welke productgroepen kansrijk zijn en welke inspanningen worden verricht om biobased te borgen. Zoals Arsath Ro’is aangaf tijdens zijn presentatie, willen inkopers hun advies aan de budgethouders zo goed mogelijk onderbouwen. Als blijkt dat een bepaald product (deels) biomassa bevat die niet duurzaam is geteeld, dan kunnen inkopers daar op worden aangesproken. Met andere woorden, inkopers willen geen vervelende vragen achteraf. Dit vraagt om normering en certificering, een proces waar momenteel hard aan wordt gewerkt (zie kader). Tot dit proces is afgerond, adviseert Pianoo inkopers om te vragen naar bestaande criteria/standaarden, zoals NTA8080. Deze is onder meer opgezet om de duurzaamheid van biomassa (GHG-emissiereductie, land use etc.) te borgen.

 

Provincie Zeeland neemt voortouw

Het leggen van een solide basis onder het biobased inkooptraject is niet alleen gelegen in normen en standaarden, maar ook in concrete actie. Gewoon beginnen met de reis, ook al is de weg niet overal netjes geasfalteerd.

De provincie Zeeland heeft hierin het voortouw genomen. Samen met een aantal betrokken partijen, het Centre of Expertise Biobased Economy en adviesbureau Tebodin, heeft het een roadmap ontwikkeld die in 2020 moet leiden tot een situatie waarin biobased inkopen volledig is ingeburgerd.

Martin Scherpenisse, strategisch inkoopadviseur bij de provincie en betrokken bij het project: ‘Zeeland beschouwt biobased als een ontwikkeling waarmee waarmee het de lokale economie kan stimuleren en waarmee het haar inkoop wil verduurzamen. Daarnaast wil het innovatiefgericht gaan inkopen en dus voorrang geven aan bedrijven met nieuwe, duurzamere producten.’

Binnen de projectgroep is al gewerkt aan het opstellen van criteria, onder andere definitie (origine van biomassa, red.), technische prestaties, milieucriteria. Daarnaast is, samen met het CoE, bepaald welke inkoopcategorieën zich het best lenen voor een pilot. ‘We wilden niet alleen praten (onder meer over criteria, red.), maar ook pilots opstarten. Dat kun je het beste doen in productgroepen waar al voldoende aanbod is, waar de impact op het milieu groot is en de zichtbaarheid (intern en extern) evident is.’

 

Niet altijd duurder

Inmiddels heeft de provincie een tweetal pilots lopen in kansrijke productgroepen, te weten Kantoorinrichting en -benodigdheden en grond-, weg- en waterbouw (o.a. geotextiel, verven, wegmarkeringen). Scherpenisse: ‘Het is werk in uitvoering. We betrekken leveranciers van (deels) biobased materialen in het inkoopproces. Toetsing aan de hand van LCA-studies of TCO (Total Cost of Ownership) willen we wel graag maar doen we nog niet. We merken dat veel aanbieders daar nog aan moeten werken. Het zijn ook kostbare studies als je pas met een product op de markt bent. Zoals al eerder is geconstateerd, kunnen we kiezen uit meerdere aanbieders. Dat is belangrijk omdat inkopers altijd een alternatief willen hebben om alternatieven te bieden. Opvallend is wel dat bedrijven nog onvoldoende op de hoogte zijn van biobased. We zullen hen dus moeten informeren en triggeren. Dat doen we onder meer door een recente flyer die gericht is op het mkb.’

Volgens Scherpenisse hoeft biobased niet altijd duurder te zijn, wat natuurlijk armlastige budgethouders als muziek in de oren moet klinken. ‘We hebben inmiddels verschillende uitvragen geanalyseerd en bijvoorbeeld in bedrijfskleding hebben we een leverancier, een tussenhandelaar, gevonden die op bamboe gebaseerd T-shirts kan leveren tegen een concurrerende prijs. Kortom, biobased hoeft niet duurder te zijn. Opvallend is ook dat juist de tussenhandel open staat voor biobased uitvragen. Zo hebben we voor ICT (computerkasten etc.) een partij gevonden die mee wil denken en dat terwijl de huidige leverancier, een wereldwijde speler, de boot afhoudt.’

 

Tool voor bedrijfsleven

Zoals uit Scherpenisse’s relaas blijkt, zijn het niet alleen budgethouders en inkopers die bijgeschaafd moeten worden, maar ook producenten en tussenhandelaren. Vandaar dat het projectteam een ondernemerstool wil ontwikkelen, een initiatief dat uiteindelijk een nationale dekking moet krijgen, waar ondernemers direct hun product kunnen toetsen op de biobased criteria waar de projectgroep een voorzet voor heeft gemaakt. Deze criteria zullen overigens in EU-verband – onder andere in het project InnProBio (een Horizon 2020 project, red.) – verder worden uitgewerkt.

Scherpenisse: ‘Deze tool verschaft de ondernemer inzicht. in zijn productscore op de schaal van biobased en indexeert ook gebieden waar mogelijk verbeteringen nodig zijn om nog beter te presteren. Tegelijkertijd verschaft deze productinformatie de inkopers inzicht in de beschikbaarheid en de laatste innovaties en ontwikkelingen van producten. Op basis hiervan kan de informatievoorziening richting inkoop verbeteren.’