Wel rooskleurige visie

Duizenden extra banen in het verschiet

Mogelijkerwijs kunnen er tot 2020 in de regio Zuidwest-Nederland 3000 arbeidsplaatsen bijkomen als de groei van de biobased economy doorzet. Dit blijkt uit een rapport dat is opgesteld op verzoek van de SER Brabant en SER Zeeland. Belangrijke voorwaarde voor deze groei is wel dat de overheid moet investeren in de biobased economy.

Er zijn talloze perspectieven voor de regio Zuidwest-Nederland op de biobased economy. Een daarvan is dat het kan leiden tot extra werkgelegenheid. Volgens het rapport ‘Sociaaleconomische kansen voor de biobased economy in Zuidwest-Nederland’ kan dat 2000 tot 3000 arbeidsplaatsen opleveren tot 2020. Dat is wel het meest positieve scenario en de werkgelegenheid neemt niet snel en vanzelf toe. ‘Op korte termijn zullen de resultaten nog bescheiden zijn’, zo stelt het rapport. Aan de andere kant is die groei zeer aanlokkelijk. Er zijn namelijk maar weinig sectoren en bedrijfstakken in de desbetreffende regio die groeimogelijkheden hebben van zo’n 500 nieuwe arbeidsplaatsen per jaar en dat gedurende een aantal jaren.

 

Toegevoegde waarde

Het  rapport is het antwoord op vragen van SER Brabant en SER Zeeland, voornamelijk gericht op de economische en sociaal-maatschappelijke effecten van de biobased economy. De samenwerkende partners in de regio hebben een ambitieuze beleidsagenda ten aanzien van de biobased economy en een daarbij behorende stevige groeiverwachting, maar is deze reëel en waarop is die verwachting gebaseerd? En is dat te staven met cijfers? Dat wilde de beide SER’en wel eens weten. Onderzoeksbureau CE Delft uit de gelijknamige stad ging aan de slag en concludeert dat er inderdaad zeer goede kansen zijn voor die biogebaseerde economie en onderbouwt dat met cijfers. Hiervoor gebruikt het bureau een zogeheten laag scenario en een hoog scenario.

In het lage scenario blijft de aardolieprijs tot 2020 op hetzelfde niveau en ondervinden biobased producten veel concurrentie van op aardolie gebaseerde producten. Ook is er weinig kans op grootschalige import van biomassastromen. Het investeringsklimaat is ongunstig en het gevolg van dit alles is een groei van maximaal 500 banen tot 2020. In het hoge scenario liggen de zaken duidelijk anders waardoor de werkgelegenheid tot 2020 kan stijgen tot 3000 extra banen. Het rapport benadrukt dat het sociaal-economisch belang niet uitsluitend kan worden afgemeten aan het aantal extra banen, maar dat ook het creëren van toegevoegde waarde een belangrijk criterium is. Inzetten op de biobased economy betekent ook meer innovatiekracht bij het bedrijfsleven waardoor de bestaande economische structuur in de regio kan worden versterkt.

 

Noodzakelijke voorwaarden

Aan het positieve scenario zijn wel een aantal voorwaarden verbonden. ‘Daarvoor is een stevige en consistente beleidsinzet nodig, met name een sterk investerings- en ontwikkelingsgericht overheidsbeleid met een hoog ambitieniveau’, aldus het rapport. Daarvoor moet het beleid ook voorspelbaar en samenhangend zijn. Ook moeten er voldoende en betaalbare grondstoffen en reststromen voor biobased toepassingen beschikbaar zijn. Vooral het midden- en kleinbedrijf zal gericht moeten worden gestimuleerd tot innovatie en marktontwikkeling. Volgens het rapport is er bij SER Brabant en SER Zeeland voldoende bewustzijn voor verdere ontwikkeling van de biobased economy in de regio. Men ziet in dat de vergroening van de economie doorzet en dat het duurzaamheidsbeleid van de overheid dit kan bevorderen. Ook buiten de beleidskaders is het bewustzijn over de vergroening, beter gezegd: het nadenken over de bio-economie, aanwezig. Hierbij doelt het rapport op bewustzijn bij bedrijven, vakbonden en onderwijsinstellingen.

 

Provinciale fondsen beter toegankelijk maken

Er zijn volgens het rapport voor diverse sectoren in de regio goede mogelijkheden om te profiteren van de biobased economy waarbij samenwerking cruciaal is. Centraal staat het samenspel tussen chemie en de agrofoodsector: agro ontmoet chemie. Er zijn kansen voor de logistieke sector waarbij de diverse (zee)havens een belangrijke rol vervullen. Ook is er een mogelijke cross-over met de energiesector, denk bijvoorbeeld aan biomassa die (deels) wordt gebruikt voor de opwekking van duurzame energie.

Het rapport geeft diverse aanbevelingen. Zo wordt gepleit voor ondersteuning van het mkb bij de implementatie en marktontwikkeling van nieuwe duurzame technologie. Ook is er een pleidooi voor een nationaal en Europees innovatiebeleid aangaande deze technologieën. Ook is het slim om voorrang te geven aan hoogwaardig biomassagebruik in de chemie.

De SER’en van Brabant en Zeeland zien in het rapport een ondersteuning van ‘hun’ beleid en wijzen op aansluiting bij andere regio’s om zo een (nog) betere positie te krijgen in Europa. Zij ondersteunen de focus op het mkb, maar wijzen tegelijkertijd op het feit dat deze bedrijven vaak moeilijk aan kapitaal kunnen komen. Beschikbare provinciale fondsen zullen beter toegankelijk moeten worden voor innoverende, biobased mkb-ers, zo bevelen de SER’en aan. Ook pleiten zij voor meer samenwerking tussen de vier o’s: overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek.