Monitor Biobased Economy 2014

Clusters raken op stoom

De biobased clusters komen op stoom, zo blijkt uit de Monitor Biobased Economy 2014 die in de zomer is gepubliceerd. Wel zijn het momenteel de energietoepassingen die het best van de grond komen. Chemie en materialen blijven daarbij achter.

Agro & Chemie sprak met Paul Boeding (Economische Zaken, opdrachtgever van de Monitor) over de kracht van de regionale clusters, de verbiobasering van de chemie en materialen en de rol van de overheid.

Paul, in de Monitor staat dat steeds meer bedrijven de R&D-fase hebben doorlopen en klaar zijn om de markt op te gaan. Lukt dat?

‘Het is een groeiproces. Er is een verschil tussen bio-energie en materialen/chemicaliën. Energietoepassingen zijn vaak eerder opgestart en komen gemakkelijker naar de markt door subsidies. Inmiddels worden sommige technologieën, zoals pyrolyse (Empyro, red.) opgeschaald. Ook op gebied van mest – lees covergisting – gebeurt al een tijdje het nodige. Materialen, biokunststoffen/composieten en chemicaliën hebben op hun weg naar de markt geen subsidie en hebben het, zeker met de huidige lage olieprijs, niet gemakkelijk. Gelukkig zijn er wel sectoren, zoals de bouw en de verpakkingsindustrie, die kijken naar materialen die minder CO2-uitstoot me zich meebrengen en mogelijk beter eigenschappen hebben. Inmiddels zijn ook bedrijven als Nova Lignum op Nieuw Prinsenland die productie gaan draaien. Dat is een positief signaal. Biochemicals hebben ook last van lage olieprijzen. Ik verwacht wel dat Noordwest-Europa, zeker op basis van suiker als feedstock, een rol kan gaan spelen. Niet alleen op gebied van R&D, maar ook met grootschalige productie. Een koppositie in de productie van transportbrandstoffen zie ik niet zo snel in Europa. Andere landen als de VS, Brazilië en spelers in Zuidoost-Azië zijn hier aanzienlijk actiever. Ook speelt de nabijheid van grote biomassastromen een doorslaggevende rol.’

In de afgelopen drie jaar zijn 800 lopende projecten gescand, waaraan 700 bedrijven deelnemen. In totaal 1,5 miljard is geïnvesteerd, waarvan 1,1 miljard aan energie. Is dat, gezien de ambities, niet een beetje uit het lood?

‘Energietoepassingen hebben een voorsprong  op andere biobased applicaties. De ambities in Nederland liggen meer op de volledige benutting van biomassa door cascadering. Daardoor is er vrijwel altijd een energiecomponent.  Ook moet ik zeggen dat de cijfers enigszins vertekend kunnen zijn. Dat is deels een administratieve kwestie (SBI-codering, red.). Deels heeft het te maken met de mogelijkheid om vanuit een energiecomponent subsidie te krijgen terwijl de biomassa veel breder wordt toegepast. Ons doel is wel om in de volgende Monitor een duidelijker onderscheid aan te brengen.’

In de Monitor stel je dat bio-energie aan het begin van de S-curve staat. Wat is de verwachting voor materialen en chemie?

‘Volgens het nova institute moet die curve in de periode 2015-2020 haar beslag krijgen. Het blijft koffiedik kijken omdat bijvoorbeeld de olieprijs een belangrijke rol speelt. Vanzelfsprekend zijn er vaak nog de nodige hobbels die glad moeten worden gestreken. De overheid kan hier op inspelen met wet- en regelgeving, normering/certificering, inkopen en subsidiëring. Het ontwikkelen van bijvoorbeeld biocomposieten is een, maar het moet ook getest en gecerticifeerd worden en het moet zijn weg naar de markt vinden. Dit zijn vaak tijd- en geldrovende trajecten die een lange adem vergen van bedrijven die over het algemeen niet zwemmen in het geld. Deze trajecten moeten we ondersteunen en bespoedigen. De Nederlandse overheid en de EU erkennen en nemen hun rol hierin ook.’

De biobased clusters in Nederland doen het goed, zo stel je in de Monitor. Er wordt in een triple helix hard gewerkt aan concrete bedrijvigheid. Heeft het biobased landschap inmiddels haar beslag gekregen?

‘Zeker. Deze is voor een groot deel al bepaald door de aanwezige bedrijvigheid, kennisinstellingen en geografische ligging. In de Biobased Delta hebben (zware) chemie, agrofood, energie en de nabijheid van diepzeehavens in Zeeland en Zuid-Holland geleid tot een accent op groene grondstoffen, groene chemicaliën en de nadruk op grote procesindustrie. Er zijn ook hoogwaardige kennisinstellingen die een bijdrage leveren. Ik zie ook een sterke wil en motivatie van het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheden in de Delta om deze agenda te realiseren. Ook is de organisatiegraad, ook bij het mkb, hoog, deels omdat Biobased Delta het eerste biobased cluster in ons land was: het heeft een voorsprong qua tijd. Neemt niet weg dat de andere clusters hard aan de weg timmeren. Limburg zit daarbij op de materialenkant, met een verbinding richting Greenport Venlo die actief is in het groene domein, van teelt tot pretreatment. In Oost-Nederland valt op de hoeveelheid aan technologiebedrijven, veelal mkb, die een rol spelen in (biobased) processen op gebied van biomassa en energie. Meer naar het noorden is het vezel/garencluster rondom Emmen en Zwolle en het cluster in- en rondom de Eemsdelta waar basischemie en biomassa (o.a. hennepvezels) de biobased bedrijvigheid zullen bepalen.’